'De taalgrens kan dus maar worden gewijzigd als daar zowel bij Nederlandstalige als bij Franstalige parlementsleden een meerderheid voor wordt gevonden.'
10 vragen - 8. Waarom blijft de Rand Vlaams ook als er een meerderheid anderstaligen woont?
8. Waarom blijven randgemeenten rond Brussel Vlaams, ook als er een meerderheid anderstaligen woont?
De gemeenten in de rand rond Brussel behoren tot het Nederlandse taalgebied. Doordat de voorbije decennia heel wat Franstaligen naar die randgemeenten verhuisd zijn, spreken steeds meer inwoners er Frans. In de faciliteitengemeenten zijn de Franstalige inwoners zelfs in de meerderheid. Toch blijven die randgemeenten officieel uitsluitend Nederlandstalig. In België geldt immers het territorialiteitsbeginsel, zoals in wel meer federale landen.
VLAAMSE RAND INTERNATIONALISEERT
Van de bijna 420.000 inwoners in de negentien gemeenten van de Rand is een belangrijk deel anderstalig. Hoeveel precies is niet geweten. Ook de 6 faciliteitengemeenten stonden de laatste decennia onder druk van de verfransing en de internationalisering. Toch blijven ook die gemeenten behoren tot het Nederlandse taalgebied en blijft, op hun uitzonderingsstatuut na, de officiële taal er Nederlands. Voor veel buitenstaanders is die situatie moeilijk te begrijpen. Ze is echter het resultaat van een evenwichtig geheel van afspraken tussen de taalgemeenschappen in België.
TERRITORIALITEITSPRINCIPE
Met het afbakenen van ons land in taalgebieden werd ook het territorialiteitsbeginsel ingevoerd. Dat betekent dat de streektaal ook de bestuurs-, onderwijs- en gerechtstaal is. Concreet moet dat in Vlaanderen overal in het Nederlands gebeuren, ook al spreekt in sommige gemeenten het grootste deel van de inwoners een andere taal. Dezelfde regel geldt trouwens in het Franse en Duitse taalgebied. In de loop van de jaren hebben Franstaligen en Nederlandstaligen dat territorialiteitsprincipe samen vorm gegeven. Het staat ook in de grondwet en kan dus niet makkelijk gewijzigd worden. Daarvoor bestaat trouwens geen politieke meerderheid.
RESULTAAT VAN HISTORISCHE EVOLUTIE
De taalgrens kan niet zomaar aangepast worden. Daarvoor is in het federale parlement een bijzondere meerderheid nodig. Dat betekent dat het wijzigingsvoorstel in de Kamer en in de Senaat een tweederdemeerderheid achter zich moet krijgen en dat in elke taalgroep een meerderheid van de parlementsleden achter de wet moet staan. De taalgrens kan dus maar worden gewijzigd als daar zowel bij Nederlandstalige als bij Franstalige parlementsleden een meerderheid voor wordt gevonden. Vlamingen en Franstaligen kunnen de taalgrens nooit eenzijdig veranderen. Dat in sommige Vlaamse gemeenten veel Franstaligen en anderstaligen wonen, verandert daar niets aan. Aangezien er zeker bij Vlaamse politici niet de wil is om over het veranderen van de taalgrens te spreken, is de kans nagenoeg onbestaande dat die situatie snel zal veranderen.
NIET ALLEEN IN BELGIË
Overigens is niet alleen het Belgische federale model opgebouwd rond het territorialiteitsbeginsel. Ook in andere meertalige landen, zoals Zwitserland, wordt dat toegepast. Daar is de onderliggende redenering dezelfde als die in België. Een levende taal is onlosmakelijk verbonden met een territorium en met de mensen die op dat grondgebied wonen.
DE TAALGRENS: EEN RIJKE GESCHIEDENIS
België is een complex land en is dat eigenlijk altijd geweest. Dat wordt op een landkaart zelfs geïllustreerd door de taalgrens, die België dwars doormidden snijdt. De taalgrens bakent twee taalgebieden af: het Nederlandse en het Franse. Door de jaren heen werd de taalgrens officieel vastgelegd en werd het binnen België een deelstaatgrens. Maar de taalgrens is al veel ouder, zelfs heel wat ouder dan België zelf.
Het staat niet vast hoe oud de taalgrens precies is. Algemeen wordt aangenomen dat de taalgrens al ontstond rond de 4e eeuw. Eeuwenlang speelde die grens nauwelijks een rol van betekenis. In de middeleeuwen overheerste het Latijn, later werd steeds meer het Frans gebruikt. Rond de 18e eeuw is het Frans in zowat heel Europa de taal van de maatschappelijke en politieke elite. Als in 1795 het huidige België geannexeerd wordt door de Franse republiek worden de administratie, het gerecht, het leger, de pers en het onderwijs ingezet om Vlaanderen te verfransen. Als België in 1815 bij het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden wordt aangesloten zet die verfransing zich voort. De Nederlandse overheid tracht het tij te keren maar haar inspanningen hebben niet veel uitgehaald als België zich in 1830 afscheurt en onafhankelijk wordt.
Het jonge België waarborgt de taalvrijheid en zet dat principe ook in de grondwet, maar in de praktijk loopt het anders. De toenmalige machthebbers kiezen voor het Frans als bestuurstaal. Frans werd de taal van de politieke, maatschappelijke en economische elite. De Nederlandse volkstaal werd nauwelijks onderwezen, bezat weinig cultureel prestige en was geen standaardtaal. De eeuwenoude taalgrens werd daardoor ook steeds meer een sociale grens: de Franstalige bovenlaag versus een voornamelijk Nederlandstalige onderklasse.
Het verzet in Vlaanderen tegen die scheeftrekking komt langzaam op gang, waardoor de emancipatiestrijd en de taalstrijd een hele tijd duren. In totaal zal het meer dan een eeuw duren voor het demografische overwicht in Vlaanderen ook vertaald kan worden in politieke invloed. Een eerste belangrijk moment is de Gelijkheidswet in 1898, die het Nederlands erkent als officiële taal en als gelijkwaardig aan het Frans. De praktische gevolgen bleven echter beperkt. Wallonië bleef eentalig Frans, Vlaanderen bleef tweetalig. Het Frans bleef ook in Vlaanderen en Brussel de taal van de maatschappelijke elite. Nergens in Vlaanderen kon je universitaire studies in het Nederlands volgen. In de eerste decennia van de 20e eeuw concentreerde de Vlaamse strijd zich op de vernederlandsing van de rijksuniversiteit in Gent. Die strijd werd in 1930 gewonnen, maar het zou tot 1968 duren voor de eeuwenoude Vlaamse universiteit van Leuven eentalig Nederlands was.
In 1921 werd België opgedeeld in twee eentalige gebieden – Vlaanderen en Wallonië – en een tweetalig gebied Brussel. De taal van het gebied moest voortaan ook de bestuurstaal zijn. De politieke elite van het land erkende dus wel dat Vlaanderen een volwaardige taal en cultuur bezat, al bleef de Franstalige burgerij ook in Vlaanderen nog heel wat waarborgen hebben.
In 1932 wordt het territorialiteitsbeginsel ingesteld. De regel ‘streektaal is bestuurstaal’ gold voortaan ook in Vlaanderen. Toch bleven er overgangsmaatregelen bestaan voor de Franstaligen. Bovendien lag de taalgrens nog altijd niet vast. Om de tien jaar kon ze worden aangepast aan de resultaten van de talentellingen. Die aanpassingen gebeurden nagenoeg altijd in het nadeel van de Nederlandstaligen.
De taalgrens in België wordt uiteindelijk bij wet vastgelegd op 8 november 1962. Dat gebeurde met een democratische meerderheid van Vlamingen en Franstaligen. Een jaar later werd de taalwetgeving voor bestuurszaken grondig hervormd. Daarbij wordt taalgrens verbonden met het begrip taalgebied. Het is ook op dat moment dat België wordt opgesplitst in de vier taalgebieden: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het Duitse taalgebied en het tweetalige Brusselse Hoofdstedelijk Gewest. Elke Belgische gemeente maakt ondubbelzinnig deel uit van één - en niet meer dan één - van die vier taalgebieden.
In 1970 worden de taalgebieden verankerd in de grondwet. Ook dat gebeurt door een meerderheid van Vlamingen en Franstaligen. Op dat moment wordt eveneens afgesproken hoe die taalgrenzen en taalgebieden in de toekomst nog gewijzigd kunnen worden. Daarmee wou men vooral verhinderen dat de taalgrens om de haverklap gewijzigd zou kunnen worden, iets wat het samenleven van de verschillende taalgemeenschappen in België onmogelijk zou maken. Daarnaast wou men ook verhinderen dat één taalgemeenschap de macht zou krijgen om de taalgrens op eigen houtje te hertekenen.